Beth Tefillah Ministries

Zaandam | Akersloot | Purmerend

Statuut Kerkgenootschap Beth Tefillah

ART. 1. NAAM EN ZETEL

De gemeente draagt de naam: Huis van Gebed | Beth Tefillah Zaanstad. De gemeente heeft haar zetel te Zaandam. De gemeente is een kerkgenootschap als bedoeld in artikel 2, lid 1 van boek 2 Burgerlijk Wetboek en bezit derhalve rechtspersoonlijkheid.

ART. 2. GRONDSLAG EN DOEL

De gemeente stelt zich als theocratische gemeenschap op de grondslag van Gods woord, zoals verwoord in Efeziërs 2:20, ten doel het evangelie van Jezus Christus te praktiseren en uit te dragen, teneinde het doel van God te bereiken als omschreven in 2 Timoteüs 3:16-17.

De gemeente tracht haar doel onder meer te bereiken door:

  • Het houden van samenkomsten (erediensten);
  • Prediking van het evangelie;
  • Doopdiensten, trouw-/begrafenisdiensten
  • Het houden van seminars en campagnes
  • Het geven aan leiding aan muziek en zang in genoemde samenkomsten
  • Jeugd- en kinderwerk;
  • Het houden van gebedskringen;
  • Het geven van godsdienstonderwijs (Bijbelstudies);
  • Het verlenen van pastorale zorg;
  • Alle andere wettige en passende middelen.

ART. 3. LIDMAATSCHAP

  1. Als leden van de gemeente kunnen worden toegelaten personen, die zich op grond van hun persoonlijk geloof in Jezus Christus hebben laten dopen door onderdompeling, het fundament van Hebreeën 6:1-2 als grondslag van hun leven in woord en daad hebben aanvaard en door hun handelen en optreden metterdaad medeverantwoordelijkheid willen dragen voor de gemeente (zie art. 5).
  2. Voorwaarde voor het lidmaatschap is voorts dat de desbetreffende persoon de grondslag van de gemeente ten volle onderschrijft en zich bereid verklaart het statuut van de gemeente na te leven.
  3. Bij aanmelding dienen de personalia aan het secretariaat van de gemeente te worden toevertrouwd.
  4. Het kerkbestuur beslist over toelating. Een eventuele weigering geschiedt onder opgaaf van redenen.
  5. Voor de doop moet men minimaal de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.

ART. 4. EINDE LIDMAATSCHAP

  1. Het lidmaatschap eindigt door:
  • het overlijden van het lid;
  • opzegging door het lid;
  • opzegging door het kerkbestuur van de gemeente.
  1. Opzegging van het lidmaatschap door het lid of door het kerkbestuur kan slechts schriftelijk geschieden. Opzegging door het kerkbestuur geschiedt onder opgaaf van redenen aan het desbetreffende lid.
  2. Opzegging door het kerkbestuur kan plaatsvinden wanneer een lid in strijd handelt met het statuut van de gemeente, wanneer het lid geen blijk geeft van zijn/haar medeverantwoordelijkheid voor de gemeente, of wanneer van de gemeente redelijkerwijs niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren.
  3. Opzegging van het lidmaatschap door het kerkbestuur dient in overeenstemming te zijn met de gedragslijn als aangegeven in Matteüs 18:15-17. Dat wil zeggen: na gesprekken met één of twee oudsten en een eindgesprek met de gehele oudstenraad. De gemeente wordt over de uitslag van deze gesprekken geïnformeerd.
  4. Het kerkbestuur kan een lid tijdelijk schorsen. Ook dit kan slechts schriftelijk en onder opgaaf van redenen aan het desbetreffende lid geschieden. Een geschorst lid heeft geen stemrecht in de gemeentevergadering. De schorsing wordt aan de gemeente gemeld.
  5. De schorsing kan na verloop van tijd opgeheven worden, dan wel overgaan in een opzegging van het lidmaatschap zoals bedoeld in art. 4, lid 3-4.

ART. 5. FINANCIELE MIDDELEN

  1. Geldmiddelen van de gemeente bestaan uit vrijwillige bijdragen van de leden, giften, legaten en andere baten.
  2. Leden geven hun financiële steun aan de gemeente op basis van 2 Korintiërs 9:7. Zij doen dit bij voorkeur in een vaste maandelijkse bijdrage.

ART. 6. DUUR, BOEKJAAR, REKENING EN VERANTWOORDING

  1. De gemeente is aangegaan voor onbepaalde tijd.
  2. Het gemeentejaar, alsmede het boekjaar van de gemeente loopt van 1 januari tot en met 31 december.
  3. De penningmeester van de gemeente is verplicht van de vermogenstoestand van de gemeente zodanige aantekening te houden, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de gemeente kunnen worden herkend.
  4. Zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen drie maanden na afloop van ieder boekjaar maakt de penningmeester de jaarstukken op, te weten de balans en een staat van baten en lasten over het afgelopen boekjaar, alsmede een begroting van de baten en lasten voor het komende jaar. Elk lid van het kerkbestuur ontvangt een exemplaar van deze jaarstukken en van de begroting. Vervolgens zal door minimaal twee gemeenteleden – onder wie niet de penningmeester – controle worden gehouden in de boeken en boekingsbescheiden van de penningmeester, teneinde de echtheid en de juistheid van diens handelen vast te stellen. Het kerkbestuur nodigt die gemeenteleden daarvoor uit. Uiterlijk binnen vier maanden na afloop van het boekjaar stelt het kerkbestuur de jaarstukken vast en keurt de begroting goed. De gemeente wordt hierover geïnformeerd.
  5. Het kerkbestuur is bevoegd, alvorens tot goedkeuring van de jaarstukken over te gaan, deze zo nodig door een accountant te doen controleren, die naar aanleiding daarvan een verklaring geeft.
  6. De vastgestelde jaarstukken dienen conform de Wet (art. 2:10, lid 3) gedurende tenminste 10 jaar te worden bewaard. De jaarstukken worden daartoe na vaststelling in tweevoud ondertekend door de secretaris en de voorganger van de gemeente, die vervolgens beiden voor bewaring zorgdragen.
  7. Stukken – de gemeente betreffende – in het bezit van voorzitter, secretaris en penningmeester blijven te allen tijde het eigendom van de gemeente en dienen toegankelijk en opvraagbaar te zijn voor het gehele bestuur.

ART. 7. LEIDING/KERKBESTUUR

  1. De leiding van de gemeente is naar bijbels patroon door het hoofd van de gemeente, Jezus Christus, in handen gegeven van het kerkbestuur, bestaande uit voorganger, oudsten en diaken, eventueel aangevuld met daartoe aangestelde gemeenteleden.
  2. Dit leidinggevende team kan afhankelijk van de situatie aangeduid worden met de termen; team, leiding, bestuur.
  3. Het team kiest uit zijn midden een secretaris. Een penningmeester wordt buiten het team gekozen (door het kerkbestuur). Het voorzitterschap wordt bekleed door de voorganger.
  4. De leden van het team worden door de opziener/oudste (voorganger) uit de leden van de gemeente gekozen en aan de gemeente voorgesteld. Ingeval het een echtpaar betreft, zullen zowel de broeder als de zuster als oudste, diaken, dan wel als teamlid worden voorgedragen. Criterium voor de voordracht zal zijn: gebleken betrouwbaarheid en te verwachten geestelijke bekwaamheid naar de Bijbelse normen, zoals verwoord in 1 Timoteüs 3:1-7 en Titus 1:5-9. De aanstelling behoeft de instemming van de gemeente: in de daarvoor bijeengeroepen gemeentevergadering zal bij stemming twee derde van de uitgebrachte stemmen achter dit voorstel dienen te staan, blanco stemmen niet meegerekend.
  5. Wanneer er door enige oorzaak gebreken optreden van lichamelijke of geestelijke aard, waardoor het functioneren als teamlid te veel wordt belemmerd, is het team te allen tijde gerechtigd dit met de desbetreffende persoon te bespreken om zodoende tot ontheffing uit zijn/haar functie te komen.
  6. Een teamlid kan te allen tijde zijn/haar functie neerleggen. Opzegging door het teamlid vindt bij voorkeur plaats op een dusdanige termijn dat in de desbetreffende vacature kan worden voorzien.
  7. Indien een gehuwde broeder/zuster als teamlid terugtreedt, zal in de regel ook zijn vrouw/haar man zich uit het team dienen terug te trekken.
  8. Het team kan een teamlid te allen tijde onder opgaaf van redenen schorsen. In dat geval heeft het teamlid geen stemrecht in de teamvergadering. Tevens kunnen in geval van schorsing bepaalde taken en bevoegdheden van het desbetreffende teamlid tijdelijk door andere teamleden worden waargenomen.
  9. Indien het team na schorsing van een teamlid binnen drie maanden geen voorstel tot ontheffing zoals bedoeld in art. 7, lid 11 heeft ingediend, eindigt de schorsing.
  10. Een teamlid kan, indien het niet blijkt te voldoen aan de normen zoals omschreven art. 7, lid 4, op voorstel van de overige teamleden uit zijn/haar functie worden ontheven. De ontheffing behoeft de instemming van de gemeente: in de daarvoor bijeengeroepen gemeentevergadering zal bij stemming twee derde van de uitgebrachte stemmen achter dit voorstel dienen te staan, blanco stemmen niet meegerekend. Indien gewenst kan er een commissie van onderzoek worden ingesteld, bestaande uit betrouwbare mensen van binnen en buiten de gemeente, alvorens tot ontslag wordt overgegaan.
  11. Het team dient tenminste uit vijf personen te bestaan. Een team met vacatures blijft bestuur bevoegd. In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.
  12. Het kerkbestuur neemt besluiten met meerderheid van stemmen, mits minimaal de helft van het team in de vergadering aanwezig is. Stemming bij volmacht is niet toegestaan. In hun eerste zittingsjaar dienen teamleden zich bij belangrijke stemmingen binnen het team terughoudend op te stellen. Besluitvorming buiten de vergadering is toegestaan, mits dit schriftelijk geschiedt en alle leden van het team zich met deze wijze van besluitvorming kunnen verenigen.
  13. Besluiten in het bestuur wordeb genomen met algemene stemmen.
  14. Van de teamvergaderingen worden notulen, dan wel besluitenlijsten opgemaakt, vastgesteld en in tweevoud ondertekend door de secretaris en de voorzitter. Deze stukken zijn, daar het meestal zaken betreffen die op het persoonlijk vlak liggen, strikt vertrouwelijk. Niet persoonlijke en/of niet vertrouwelijke zaken kunnen ter kennis van de gemeente worden gebracht.
  15. De teamleden zijn geheimhouding verschuldigd over hetgeen hen ter kennis komt. Dit blijft van kracht ook na beëindiging van hun functie.
  16. Het team is gerechtigd voor specifieke taken werkgroepen, commissies of personen aan te stellen.
  17. Eventuele goederen die aan teamleden, dan wel aan de in art. 7, lid 16 bedoelde personen met het oog op de uitvoering van hun taak in de gemeente ter beschikking zijn gesteld, blijven te allen tijde het eigendom van de gemeente.

ART. 8. BEVOEGDHEID KERKBESTUUR

  1. Het kerkbestuur is van Godswege belast met en bevoegd tot het besturen van de gemeente naar de Bijbelse normen; de oudsten en diaken onder hen tevens tot het verlenen van pastorale zorg binnen de gemeente.
  2. De voorganger is binnen dit team op basis van zijn roeping en bediening de voorgaande opziener/oudste. Hij is de woordvoerder van het team en draagt de eindverantwoordelijkheid over het Kerkgenootschap en de verkondigde leerstelling in de gemeente. De voorzitter heeft het recht om in te grijpen en daarbij passende maatregelen te treffen. Hij zal zich naar 1 Timoteüs 5:17 vooral toeleggen op prediking en onderricht.
  3. Behalve door het gehele team wordt de gemeente in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitter en een ander teamlid.
  4. Het team is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen. Indien daarbij verplichtingen worden aangegaan die het bedrag van € x.xxx,- te boven gaan, behoeft het team de goedkeuring van de gemeentevergadering.

ART. 9. DIAKENEN / DIACONESSEN

  1. Het kerkbestuur kan naar bijbels patroon ondersteund worden door een team van diakenen/diaconessen: ambtsdragers in de gemeente, te onderscheiden van de oudsten, aan wie in overleg met het kerkbestuur bepaalde delen van het werk in de gemeente gedelegeerd worden.
  2. De leden van het diakenteam worden door het kerkbestuur uit de leden van de gemeente gekozen en aan de gemeente voorgesteld. Ingeval het een echtpaar betreft, zullen zowel de broeder als de zuster als diaken worden voorgedragen. Criterium voor de voordracht zal zijn: gebleken betrouwbaarheid en te verwachten geestelijke bekwaamheid naar de Bijbelse normen, zoals verwoord in Handelingen 6:3 en 1 Timoteüs 3:8-13. De aanstelling behoeft de instemming van de gemeente: in de daarvoor bijeengeroepen gemeentevergadering zal bij stemming twee derde van de uitgebrachte stemmen achter dit voorstel dienen te staan, blanco stemmen niet meegerekend.
  3. Wanneer er door enige oorzaak gebreken optreden van lichamelijke of geestelijke aard, waardoor het functioneren als diaken te veel wordt belemmerd, is het kerkbestuur te allen tijde gerechtigd dit met de desbetreffende persoon te bespreken om zodoende tot ontheffing uit zijn/haar functie te komen.
  4. Een diaken kan te allen tijde zijn/haar functie neerleggen. Opzegging vindt bij voorkeur plaats op een dusdanige termijn dat in de desbetreffende vacature kan worden voorzien.
  5. Indien een gehuwde broeder/zuster als diaken terugtreedt, zal in de regel ook zijn vrouw/haar man zich uit het diakenteam dienen terug te trekken.
  6. Het kerkbestuur kan een diaken te allen tijde onder opgaaf van redenen schorsen. De taken van de desbetreffende diaken kunnen tijdelijk door andere diakenen of oudsten worden waargenomen.
  7. Indien het kerkbestuur na schorsing van een diaken binnen drie maanden geen voorstel tot ontheffing zoals bedoeld in art. 9, lid 8 heeft ingediend, eindigt de schorsing.
  8. Een diaken kan, indien hij/zij niet blijkt te voldoen aan de normen zoals omschreven art. 9, lid 2, op voorstel van het kerkbestuur uit zijn/haar functie worden ontheven. De ontheffing behoeft de instemming van de gemeente: in de daarvoor bijeengeroepen gemeentevergadering zal bij stemming twee derde van de uitgebrachte stemmen achter dit voorstel dienen te staan, blanco stemmen niet meegerekend. Indien gewenst kan er een commissie van onderzoek worden ingesteld, bestaande uit betrouwbare mensen van binnen en buiten de gemeente, alvorens tot ontslag wordt overgegaan.
  9. Diakenen zijn geheimhouding verschuldigd over hetgeen hen ter kennis komt. Dit blijft van kracht ook na beëindiging van hun functie.
  10. Eventuele goederen die aan diakenen met het oog op de uitvoering van hun taak in de gemeente ter beschikking zijn gesteld, blijven te allen tijde het eigendom van de gemeente.

ART. 10. GEMEENTEVERGADERING

  1. In de door het kerkbestuur bijeengeroepen gemeentevergadering zullen alle belangrijke zaken (niet pastorale) aan de gemeente worden voorgedragen en besproken.
  2. Gemeentevergaderingen worden gehouden zo vaak het kerkbestuur van de gemeente dit wenselijk acht, doch tenminste twee maal per jaar.
  3. De bijeenroeping voor een vergadering geschiedt schriftelijk door de secretaris. Dit vindt minimaal plaats op een termijn van twee weken, voorzien van een agenda waarop de punten die besproken zullen worden, staan vermeld.
  4. Toegang tot de gemeentevergadering hebben leden. Ter plaatse dient door de leden een presentielijst te worden getekend.
  5. Wanneer dit in belang voor het goed functioneren van de gemeente nodig blijkt te zijn, zal bij stemming een meerderheid van de uitgebrachte stemmen van de aanwezige leden achter de genomen besluiten dienen te staan, waaronder niet begrepen de blanco stemmen.
  6. Voor een geldige stemming zal minimaal de helft van de leden bij de vergadering aanwezig dienen te zijn. Stemming bij volmacht is niet toegestaan. Gedurende het eerste jaar van zijn/haar lidmaatschap dient een lid zich bij belangrijke stemmingen op een gemeentevergadering terughoudend op te stellen.
  7. Het kerkbestuur beslist of er in het belang van het goed functioneren van de gemeente op een gemeentevergadering al dan niet over een bepaalde zaak zal worden gestemd.
  8. In de gemeentevergaderingen geeft de penningmeester een actueel overzicht van de financiële positie van de gemeente; eenmaal per jaar zal dit op basis van de door het team goedgekeurde jaarstukken schriftelijk gebeuren.
  9. De gemeentevergadering wordt geleid door de voorganger of bij diens afwezigheid door een ander teamlid.
  10. Van de gemeentevergaderingen worden notulen, dan wel besluitenlijsten opgemaakt, vastgesteld en in tweevoud ondertekend door de secretaris en de voorzitter. Leden kunnen inzage krijgen in deze stukken bij het secretariaat.

ART. 11. REGLEMENTEN

  1. Zo nodig kunnen door het kerkbestuur anderszins noodzakelijke voorzieningen in de vorm van een reglement getroffen worden. Deze mogen niet in strijd zijn met de Wet of met het statuut.
  2. In alle voorkomende gevallen waarin het statuut niet voorziet, dient in de geest van het statuut te worden gehandeld.

ART. 12. WIJZIGING VAN HET STATUUT

Het statuut van de gemeente kan uitsluitend gewijzigd worden door een besluit van de gemeentevergadering, die bijeengeroepen is met de mededeling dat aldaar wijziging van het statuut aan de orde zal worden gesteld, onder toezending van een afschrift van het voorstel daartoe, waarin de voorgedragen wijziging woordelijk is opgenomen.

ART. 13. ONTBINDING EN VEREFFENING

  1. Tot ontbinding van de gemeente kan slechts worden besloten, wanneer twee derde van de leden van de gemeente hun stem voor een dergelijk voorstel zullen geven, blanco stemmen niet meegerekend.
  2. De vereffening geschiedt door het bestuur, tenzij vanuit de gemeentevergadering één of meer personen al dan niet uit het bestuur als vereffenaars worden benoemd.
  3. Van al hetgeen dat na voldoening van alle schulden van het vermogen van de ontbonden gemeente overblijft, wordt op een in de gemeentevergadering te bepalen wijze een bestemming gegeven ten behoeve van een doel, dat zoveel mogelijk gelijk is aan dat van de gemeente.

Aldus wordt vastgesteld op 24 juni 2020.